Veel transparanter dan de campagnefinanciering in Amerika kan bijna niet. De Amerikaanse overheid houdt donors en hun donatie nauwgezet bij. En iedereen kan die gegevens inzien. Nieuwsgierig wie aan Michele Bachmann heeft gegeven? Voila: op het moment van schrijven doneerden 2635 ‘individuen’ geld. Even zoeken en we hebben naam, toenaam, adres en beroep plus het originele donatieformulier opgespoord. Zonder the hacken, geheel legaal. De stemmingen zijn, zoals het in een volwassen democratie betaamt, geheim, maar u mag (in en buiten Amerika) wel tot op de cent nauwkeurig weten aan wie uw buurman geld geeft.
Toezichthouder van al dit moois is de Federal Elections Commission (FEC). Opgericht naar aanleiding van het Watergate-schandaal houden zes Congresleden hun collega’s nauwlettend in de gaten. Volgens de Center for Responsive Politics (uitbater van OpenSecrets.org, luis in de pels van campagnevoerend Amerika) heeft de FEC de ontsluitng van alle informatie over alle donoren prima voor elkaar. Wat betreft het toezicht op de naleving van alle campagneregels, is de commissie echter een papieren tijger. Dat komt, mede, door de institutionele structuur. De FEC bestaat uit een even aantal leden (drie Republikeins, drie Democratisch). Alleen bij een 4-2 uitslag van de stemming is een uitspraak van de commissie dus aangenomen. Een gigantische drempel voor veel voorstellen en ingediende klachten. De uitslag blijft dan ook vaker steken op 3-3. Gevolg: klachten en voorstellen blijven jaren liggen, tot de kwestie zodanig is gedepolitiseerd dat een meerderheid van de leden met een uitspraak akkoord kan gaan.
Senaatsleden hebben zich trouwens vrijgepleit van de eis om informatie over de donors van hun campagnefinanciering digitaal aan te leveren en zo het toezicht te vergemakkelijken. De FEC moet om gegevens van Senaatsleden te ontsluiten typisten inhuren om de handgeschreven papiertjes, bankafschriften en uitdraaien van printers over te typen in standaard formulieren. Dat kost in de drukke verkiezingstijd tussen de zes en acht weken. Gemiddeld. Watchdogs met speciale interesse in de financiering van de Senaatsverkiezingen lopen dus weken achter op de feiten. Dat is anders bij de verkiezingen voor het Congres en de president. Daarvan zijn de records zeer up to date.
En da’s mooi, want dan kunnen wij uitrekenen hoeveel dat eigenlijk kost – een Congreszetel bijvoorbeeld. In 1998 gaf een zittend Congreslid volgens OpenSecrets.org voor zijn herverkiezing gemiddeld een half miljoen dollar uit. In 2010 was dat vier keer zo veel: net geen 2 miljoen dollar gemiddeld. Da’s veel geld en zittende congresleden (en presidenten) hebben de beste papieren om fondsen te werven. Een zetel is veel geld waard en wie veel geld heeft, maakt een grote kans die ook te behouden. En een recente uitspraak van het Amerikaanse Hooggerechtshof, Citizens United vs. Federal Election Commission, heeft de noodzaak voor diepe beurzen alleen maar vergroot. Sinds januari 2010 is het ook aan bedrijven toegestaan kandidaten financieel te steunen. Een uitspraak met verregaande consequenties voor de wijze waarop campagnes zullen worden gevoerd. Volgens de New York Times in januari vorig jaar is het logisch dat naast bedrijven, de uitspraak
… also applies to the labor unions that are often at political odds with big business.
Met andere worden: de economische strijd tussen werkgevers en werknemers krijgt een zeer politieke exponent. Beide mogen en kunnen kandidaten financieren in hun strijd om politieke vertegenwoordiging. Obama reageerde directe en fel op de 5-4 stemming waarmee het Hooggerechtshof bedrijven en vakbonden toeliet tot de financiering van politieke campagnes. Hij noemde de ruling
… a major victory for big oil, Wall Street banks, health insurance companies and the other powerful interests that marshal their power every day in Washington to drown out the voices of everyday Americans.
Ziedaar: precies de industrieën die Obama het liefst zou willen reguleren: de olie-industrie vanwege het BP-lek, Wall Street vanwege de financiële crisis, verzekeringsmaatschappijen vanwege zijn Health Care Act en al die andere ‘machtige’ belangen vanwege zijn grassroots campagne die hem in de eerste plaats in het Witte Huis bracht. Precies die industrieën en belangen hebben nu dus een uitspraak van de Supreme Court waarmee ze kunnen zwaaien als ze de kandidaat van hun keuze willen ondersteunen. Maar heeft Obama daarvan te vrezen? Hij had zijn geld toch vooral op individueel niveau bij elkaar gesprokkeld – heel veel kleine donaties maakten één groot bedrag? Het Center for Responsive Politics becijferde dat veel kleine donaties het heel goed doen in de pers, maar dat het de grote, financiële klappers zijn die je in het Oval Office krijgen. Hoe onromantisch, maar ook Obama heeft rijke stinkerds nodig om te kunnen blijven zitten.
Obama zit dan ook verreweg het beste in de slappe was. Hij ligt ver voor op de GOP-kandidaten die het geld vooral nodig hebben en inzetten om elkaar het leven zuur te maken (de FEC heeft op het moment van schrijven nog geen gegevens van Perry). Afgemeten aan de hoeveelheid geld, maakt Romney momenteel de beste kansen de GOP-handschoen tegen Obama op te nemen. Hij heeft met ruim twaalf miljoen dollar het meeste in kas. Bachmann heeft 3,3 miljoen en Paul 2,9. Obama heeft overigens een schuld van ruim vier ton. Maar ook mevrouw Bachmann leeft op te grote voet: zij gaf ruim drie-en-een-halve ton meer uit dan ze in kas had. Romney en Paul hebben, volgens de FEC, geen schulden. De politieke wens zuinig aan te doen is voor sommige kandidaten makkelijker dan de dagelijkse praktijk bewijst. En voor al die andere kandidaten geldt: Show me the money! <<